Vliegend tapijt

Mohamed Oufkir was vele jaren een bijzondere maat op straat. Een man waar je nooit zomaar aan voorbij kon gaan. Vaak zag ik hem woedend verontwaardigd roepend dat de wereld niet eerlijk ineen steekt. Als ik tijd maakte om oprecht te luisteren kalmeerde hij en ontspon zich steevast een wijs filosofisch gesprek. Vaak werd hij dan charmerend dromend enthousiast , klaar met nieuwe plannen voor een beter leven voor hem en zijn lotgenoten. Mohamed was geboren in Meknes in Marokko. Als ukkie van vijf verhuisde hij met zijn gezin naar het noorden van Frankrijk. Hij groeide er op , liep er college, ging een beloftevol leven tegemoet. De liefde bracht hem naar Antwerpen. Een wanhopig gebroken liefde bracht hem in de straten van Antwerpen. Kartonnen dozen op het Theaterplein werden jarenlang zijn vaste stek. Hij hield er zich koppig compromisloos staande, zijn ogen steeds smekend voor een mooier leven in een betere wereld. Opvangcentra waren niet aan hem besteed. Zijn vertrouwen in eender welk systeem was zoek. Als dakloze verloor hij zijn identiteitsbewijs en zijn rechten als Europese burger. Op een blauwe dinsdag werd hij als ‘sans papier’ opgepakt en twee weken later vanuit Steenokkerzeel gerepatrieerd naar Casablanca in Marokko. Zonder enig document werd hij er gedropt. Zonder familie. Zonder iets. De straten van Antwerpen geruild voor de straten van Casablanca. Een smeekbede aan de Liga voor de Mensenrechten leverde geen soelaas op. Nog zeven jaar bleef ik met Mohamed in contact. Vaak woedend verontwaardigde telefoontjes. Ook wijze filosofische gesprekken. Dromend van nieuwe plannen voor hem en zijn lotgenoten. En vaak een vleugje humor. Hij wilde in Casablanca een zusterorganisatie van ’t Vlot oprichten. ‘Het Vliegend Tapijt’ moest het worden. Hij was helemaal blij als hij kon meewerken aan kunst- en filmprojecten. Hij was een poeet ook. Hij streefde altijd overal naar gelijkwaardigheid tussen mensen. Maar hij geraakte niet weg van de straat. Hij geraakte niet verlost van zijn ellendig lijden. Ziekte en eenzaamheid waren zijn noodlot. Eind februari verscheen hij voor het laatst op mijn videoscherm. Smekende ogen. Een uitgemergeld lijf. Een rolstoel. Hij vertelde over zijn Senegalese vriend die voor hem zorgde en over een bakker - met vier gehandicapte zonen – van wie hij elke avond brood kreeg. Hij vertelde dat hij niet lang meer zou leven. Een paar dagen geleden belde de Senegalese vriend me op. Mohamed is overleden. Aan een triestig leven. Aan een oneerlijk systeem. Aan de harde eenzaamheid van de straat. Ik hoop van harte dat een vliegend tapijt hem meeneemt naar oorden waar hij volop mag zijn en volop mag leven. Hij blijft gebeiteld in mijn hart. (Niek Everts, mei 2021)

Reacties

Populaire posts van deze blog

Doen wat niemand doet: een documentaire over 't Vlot van Leo De Bock voor Kerknet

Baby Angel